Bij elk onderzoeks- of onderwijsproject wordt zorgvuldig en op wetenschappelijke gronden bepaald welke diersoort de meest passende is.
Bij de meeste dierproeven worden kleine knaagdieren ingezet. Vooral muizen worden veel gebruikt, onder meer omdat veel onderzoek vanouds op muizen is gedaan, er relatief veel kennis is over hoe het muizenlichaam reageert, er veel genetisch gewijzigde varianten van muizen beschikbaar zijn voor specifieke onderzoeksvragen, en er veel hulpmiddelen beschikbaar zijn voor onderzoek met muizen (bijvoorbeeld: antistoffen die in muizen gebruikt kunnen worden).
Tweederde van de dierproeven (66%) werden gedaan met muizen. Naast muizen werden ook ratten (20%) veelvuldig ingezet. Voor onderwijs en onderzoek werden behalve muizen en ratten ook kippen, varkens, runderen, paarden, zebravissen, duiven, honden, katten, schapen, konijnen, geiten en fretten ingezet.
Diersoort | UU | UMC Utrecht | Totaal | Percentage |
---|---|---|---|---|
muis | 1.580 | 7.712 | 9.292 | 65,84% |
rat | 1.830 | 986 | 2.816 | 19,95% |
kip | 564 | 564 | 4,00% | |
varken | 376 | 52 | 428 | 3,03% |
rund | 239 | 239 | 1,69% | |
paard, ezel en kruisingen | 204 | 204 | 1,45% | |
andere vogels | 141 | 141 | 1,00% | |
hond | 105 | 11 | 116 | 0,82% |
kat | 61 | 61 | 0,43% | |
schaap | 49 | 49 | 0,35% | |
konijn | 16 | 1 | 17 | 0,12% |
geit | 6 | 10 | 16 | 0,11% |
zebravis | 163 | 163 | 1,16% | |
fret | 6 | 6 | 0,04% | |
cavia | 0 | 0 | 0,00% | |
Totaal | 5.340 | 8.772 | 14.112 | 100,00% |