59% van alle dierproeven werd uitgevoerd voor fundamenteel onderzoek. 25% was voor toegepast en translationeel onderzoek. 14% van de dierproeven werd uitgevoerd voor onderwijs. Ongeveer 2% had betrekking op ‘fok met ongerief’.
Fundamenteel onderzoek is onderzoek naar processen zonder dat de toepassing al direct in beeld is, bijvoorbeeld onderzoek om inzicht te krijgen in de werking van organen. Toegepast onderzoek is onderzoek dat gericht is op een toepassing, bijvoorbeeld voor een medische therapie. Translationeel onderzoek verbindt fundamenteel en toegepast onderzoek, zoals onderzoek naar de vraag welke stoffen invloed hebben op de werking van een orgaan. 14% van de dierproeven werd uitgevoerd voor onderwijs. Dit zijn 26 dieren meer dan in 2022. De verdeling vormt een goede afspiegeling van de kernactiviteiten van de beide instellingen: fundamenteel onderzoek, de zoektocht naar toepassingen en uiteraard onderwijs aan studenten.
Fok met ongerief kan twee dingen betekenen. Ten eerste: er wordt weefsel of bloed afgenomen om te bepalen of een dier de juiste genen heeft (genotypering). De ‘oorknip’ (het wegnemen van een stukje oorweefsel om dieren uit elkaar te houden (identificatie)) geldt overigens niet als dierproef. Het gaat hier voornamelijk om muizen en zebravissen.
Ten tweede: er wordt een eigenschap in het dier gefokt waar het dier last van kan hebben (denk aan muizen die extra snel tumoren ontwikkelen voor kankeronderzoek).
Voor het grootste deel gaat het om de eerstgenoemde categorie. Beide tellen in de cijfers mee als dierproef, ook als het dier uiteindelijk niet in een proef is gebruikt.